In een aangetekend verzonden brief aan zowel de demissionaire minister van Justitie en Veiligheid, de heer David van Weel (VVD), als aan de voorzitter van het college van procureurs-generaal, de heer Rinus Otte, heb ik hen op 16 juni jl. gewezen op mijn schadevordering jegens de Nederlandse Staat wegens een onrechtmatige overheidsdaad. De brieven dienden tevens om verjaring van mijn vordering te voorkomen. Omdat ik de Nationale Politie medeverantwoordelijk en medeaansprakelijk acht voor de onrechtmatige daad, stuurde ik korpschef Janny Knol twee weken later eveneens een stuitingsbrief. De hoogste leiding van het ministerie, het college en de politie is daarmee volledig geïnformeerd over mijn zaak. Na op 13 augustus deel 1 van mijn brief aan de korpschef te hebben gepubliceerd, volgt vandaag deel 2.

Kansspelautoriteit
Gelijktijdig met de Wob-verzoeken die bij de gemeente Amsterdam zijn ingediend heb ik ook de Kansspelautoriteit (KSA) op grond van de toen geldende Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking verzocht van alle interne en externe communicatie van de KSA over mijn gokbedrijven en panden.
Uit de eind 2021 door de KSA vrijgegeven informatie blijkt dat het Openbaar Ministerie zich vanaf januari 2018 nadrukkelijk bemoeit met het “rustig afwachten en uitroken” van mijn speelhallen en de panden op de Wallen waarin de hallen zijn gevestigd, en hierin zelfs de regie voert. De plotselinge bemoeienis van het OM met de verkoop kwam niet zomaar uit de lucht vallen.
Vandros
Op 8 september 2017 had ik de Landelijke Beslag Autoriteit van het OM per e-mail geïnformeerd over een nieuwe ontwikkeling in het verkoopproces van mijn speelhallen en panden: de geïnteresseerde koper had genoeg van de trage besluitvorming over zijn vergunningaanvragen en had een nette financier gevonden om de aankoop in één keer te kunnen doen. De koopsom van de hallen en de panden zou rechtstreeks op de bankrekening van het OM worden gestort.
Deze nieuwe ontwikkeling paste natuurlijk niet in het uitrookscenario van de gemeente. Nadat de gemeente het OM in oktober 2017 had geïnformeerd ‘over een bij de gemeente ingediend voorstel tot herfinanciering van de amusementshallen aan de Molensteeg 1 (De Molensteeg) en Oudezijds Achterburgwal 30 (Buddy Buddy)’, startte het OM een onderzoek naar de verkoop van mijn speelhallen en panden. Het onderzoek vond plaats in het kader van het liquidatieonderzoek Vandros, waarin Willem Holleeder terecht stond voor het (laten) plegen van liquidaties in de Amsterdamse onderwereld. Dit blijkt uit het proces-verbaal van verdenkingen d.d. 19 oktober 2020 van het naderhand vanuit Vandros voortgezette strafrechtelijke onderzoek 26Terrell, dat later is hernoemd naar ‘Terrel’.
De telefoontap
Het onderzoek begint met het tappen van mijn mobiele telefoon. Dat is op zich al vreemd. In Vandros stond maar één verdachte terecht: Willem Holleeder. In die strafzaak probeerde het OM te bewijzen dat Holleeder verantwoordelijk is voor diverse moorden in de Amsterdamse onderwereld. Waarom uitgerekend mijn mobiele telefoon in dat onderzoek is getapt blijft een raadsel.
Om telefoongesprekken van burgers op te nemen en af te luisteren heeft het OM toestemming nodig van een rechter of rechter-commissaris. Die moet eerst worden overtuigd van de noodzaak tot het schenden van de privacy van de te tappen persoon in relatie tot de strafzaak waartoe het ‘bevel opnemen’ dient.
Om na te gaan of dit in Vandros is gebeurd, heeft mijn advocaat de rechtbank verzocht de tapaanvraag en alles wat erbij hoort te voegen in Terrel. Aanvankelijk weigerden de officieren van justitie de betreffende documenten te verstrekken. “Dat wat wij niet hebben, kunnen wij niet voegen,” schreven zij als reactie op het verzoek.
De rechter-commissaris zag voldoende verdedigingsbelang omdat, zo schreef ze in haar beslissing, de tapaanvraag kan dienen tot toetsing van de rechtmatigheid van het afluisteren van ‘het specifieke gesprek op 27 oktober 2017’ tussen de koper van mijn speelhallen en ondergetekende.
‘Nergens blijkt uit dat de rechter in Vandros de rechtmatigheid van de desbetreffende, onderliggende tap, heeft getoetst. Dat ligt voor de schutznorm ook niet voor de hand, omdat met deze tap niet op de privacy van de Vandros-verdachte, maar op die van Kaatee inbreuk is gemaakt. De stukken die ten grondslag (moeten) hebben gelegen aan het afluisteren van dit specifieke gesprek, en het kunnen gebruiken van dat tapverslag in Terrel, dienen daarom te worden gevoegd bij de Terrel-processtukken, (…)’
Aldus de rechter-commissaris.
Proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie
Het ‘proces-verbaal aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie’ uit Vandros, wat de Terrel-officieren zogenaamd niet hadden, kwam toen alsnog boven water werd op last van de rechtbank aan het strafdossier Terrel toegevoegd.
Het gevoegde proces-verbaal met nummer 26149710Z-2814, gedateerd op 26 oktober 2017, is gefabriceerd door verbalisant R336, werkzaam bij de Landelijke Eenheid, team 3. Opdrachtgevers van de tap waren de Vandros-officieren in eerste aanleg mrs S. Tammes en L. Stempher.
Als motief om in oktober 2017 in strafrechtelijk onderzoek Vandros mijn mobiele telefoon te tappen, schreef verbalisant R336 in zijn proces-verbaal:
’In de thans in hoger beroep lopende ontnemingszaak tegen Paarlberg (Enclave Financieel) is door het openbaar ministerie op de hierboven genoemde panden beslag gelegd. Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam de exploitatievergunningen van Buddy Buddy en de Molensteeg in het kader van de wet BIBOB ingetrokken.’
Al hetgeen de verbalisant hier beweert is feitelijk onjuist. In de ontnemingszaak tegen de heer Paarlberg is nimmer beslag gelegd op mijn panden. Op de datum waarop de tapaanvraag is ingediend, 26 oktober 2017, lag er geen beslag op de panden. Verbalisant R336 heeft dus op ambtsbelofte gejokt, er waarschijnlijk van uitgaande dat een rechter-commissaris dit toch niet controleert. De gemeente Amsterdam heeft ook geen lopende exploitatievergunningen ingetrokken, zoals R336 in zijn proces-verbaal schrijft, maar nieuwe vergunningen voor mijn speelhallen geweigerd. Maar dat was al in 2011.
Samenvatting van mijn e-mail door verbalisant R336
Verbalisant R336 vat daarna in het p-v samen wat ik op 8 september 2017 aan het OM zou hebben geschreven:
‘Kaatee heeft de Landelijke Beslag Autoriteit e-mails gestuurd en hij heeft daarin vermeld dat er een vergunningaanvrager die “La Lau” is genaamd en hijzelf tot eind september 2017 door de burgemeester van Amsterdam in de gelegenheid gesteld zijn om een zienswijze over de financiering van de speelautomatenhallen in de Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal in te dienen. De vergunningaanvrager zal, zo schrijft Kaatee, een voorstel doen om de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30, alsmede de inventaris in één keer te verwerven voor een bedrag van € 2.800.000. De gesprekken die de vergunningaanvrager hiervoor voert met derde-partijen bevinden zich in een vergevorderd stadium, aldus Kaatee. Kaatee vraagt in de mails het OM om toestemming om de door Paarlberg verstrekte hypotheek af te lossen met een bedrag van € 2.800.000, hetgeen niet toereikend is om het totaalbedrag van de hypotheek (ongeveer 3,4 miljoen) te voldoen. Het Landelijk Parket heeft in 2013 ermee ingestemd dat betalingen als aflossing op de hypotheek via het OM kunnen verlopen, met als voorwaarde dat Kaatee het hele bedrag dat aan Paarlberg verschuldigd is, wordt betaald. Het Functioneel Parket heeft thans nog geen beslissing genomen op het verzoek van Kaatee. Officier van justitie mr. P. Notenboom van het Functioneel Parket heeft op maandag 30 oktober om 13:00 uur een gesprek met Kaatee, waarin Kaatee het voorstel tot aflossing zal toelichten. Uit de opgevraagde historische telefoongegevens van Kaatee komt naar voren dat Kaatee in ieder geval nog telefonische contacten heeft met de telefoonnummers:….’
Telefoonnummers
R336 somt dan vier telefoonnummers op. De mobiele nummers van twee oud-medewerkers van mijn speelhallen, die er 17 en 20 jaar hebben gewerkt. Een van hen huurde in 2017 een woning van mij op de Oudezijds Achterburgwal. Het derde ‘verdachte’ mobiele nummer waarmee ik volgens de bij Vodafone opgevraagde gegevens eerder dat jaar zou hebben gebeld, stond op naam van Janot Entertainment BV, het moederbedrijf van Casa Rosso. R336 ging er vanuit dat dit het telefoonnummer was van Jan Otten. Dat ik in 2017 telefonisch contact had met Otten vond de verbalisant opvallend, want zo schrijft R336 in het proces-verbaal: ‘Reeds in 1996 vraagt Holleeder aan Katee om een afspraak voor hem te maken met Jan Otten.’
Ik moest het een paar keer lezen om het te geloven, maar het staat er echt. De verbalisant refereert met zijn opmerking aan een telefoongesprek met Willem Holleeder in 1996 dat destijds was getapt in het toen lopende Citypeak-onderzoek. Wat R336 er niet bij vermeldt is dat, toen Holleeder mij heel lang geleden belde en die vraag stelde, hij assistent-bedrijfsleider en in loondienst was bij Part-Invest Nuenen BV, de toenmalige eigenaar van Casa Rosso en de Bananenbar. Jan Otten pachtte die bedrijven van Part-Invest Nuenen BV, waar ik als financieel manager werkzaam was. Ik was bovendien goed bevriend met Jan Otten. Aan dat telefoongesprek van 21 jaar terug waarin Willem Holleeder mij uit hoofde van zijn functie vroeg om een afspraak te maken met Otten, is dus niks vreemds of verdachts.
Het ‘verdachte’ telefoonnummer op naam van Janot Entertainment was trouwens niet het nummer van Jan Otten maar van de algemeen directeur van Janot Entertainment BV met wie ik in 2017 inderdaad geregeld telefonisch contact had. Wij procedeerden in die periode samen tot aan de Raad van State (met succes) tegen de gemeente Amsterdam om publieke toiletten te realiseren in mijn pand Oudezijds Achterburgwal 86; ik als pandeigenaar en de Janot-directeur als (vertegenwoordiger namens) de huurder.
Tenslotte meldt verbalisant R336 in het proces-verbaal dat ik blijkens ‘historische communicatiegegevens’ ook contact heb gehad met de heer La Lau, de koper van de speelhallen. Het telefoonnummer van La Lau is het vierde en laatste mobiele nummer dat de rechter-commissaris ervan moest overtuigen in te stemmen met het afluisteren van mijn telefoongesprekken in het kader van het liquidatie-onderzoek Vandros.
Op grond van de leugenachtige en gebrekkige motivering in het proces-verbaal van R336, verleende een onbekende rechter-commissaris (een naam ontbreekt bij de handtekening van de r-c) nog dezelfde dag, dus op 26 oktober 2017, een volmacht aan de officieren van justitie Sabine Tammes en Lars Stempher om van 27 oktober tot en met 2 november 2017 mijn mobiele telefoon te tappen.
Onderzoek naar koper speelhallen
Vervolgens krijgen twee andere rechercheurs met codenamen T-137 en R-486, eveneens werkzaam bij de Landelijke Eenheid, van de Vandros-officieren Tammes en Stempher opdracht onderzoek te doen naar de koper van mijn speelhallen. Een onderzoek dat niets te maken heeft met de tenlastelegging in Vandros, maar mogelijk informatie kan opleveren waar het Landelijk Bureau Bibob misschien iets mee kan om de vergunningverlening voor de speelhallen te frustreren in het kader van het gemeentelijke uitrookbeleid.
De Vandros-rechercheurs ontdekten dat de koper in mei 2014 al exploitatievergunningen had verkregen van de KSA, terwijl de gemeente Amsterdam – zo blijkt uit Wob-stukken – het plan had opgevat om de speelhallen op de Wallen ‘uit te roken’. Twee bestuursorganen met verschillende belangen. In 2014 reageerden beide bestuursorganen dan ook verschillend op de vergunningaanvragen van de nieuwe exploitant van de speelhallen. Het ene bestuursorgaan (KSA) deed via de daarvoor geëigende justitiële kanalen onderzoek naar de koper en verleende na een verklaring van geen bezwaar vergunningen, en het andere bestuursorgaan (de gemeente Amsterdam) schoof de behandeling alsmaar voor zich uit.
Bestemmingsplan postcodegebied 1012
De ambtenaren van het Coördinatieteam Wallen (CTW) die in september 2013 van hun collega van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV) de instructie hadden gekregen “rustig afwachten en uitroken”, stelden de koper en zijn bemiddelaar steeds weer nieuwe vragen. De aanvragen waren zogenaamd nog niet volledig om ze in behandeling te kunnen nemen. Met deze vertragingstactiek konden de ambtenaren die met de behandeling van de aanvragen waren belast, de maanden overbruggen tot de gokbestemming van de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30 zou worden verboden op grond van een aan het ontwerp Bestemmingsplan postcodegebied 1012 toegevoegde ‘leegstandsbepaling’.
Leegstandsbepaling
Deze bepaling, die ná de sluiting van mijn speelhallen in 2012 aan het ontwerp bestemmingsplan was toegevoegd, hield in dat indien een functie een jaar lang niet in een pand is voortgezet of is uitgeoefend, het pand die bestemming automatisch en permanent verliest.
Als de ambtenaren de behandeling van de op 11 maart 2014 ingediende aanvragen van de koper wisten te rekken tot 11 september 2014, konden de aanvragen daarna op grond van de leegstandsbepaling in het nieuwe bestemmingplan zonder lange en ingewikkelde Bibob-procedure worden afgewezen.
Opzet mislukt
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stak er gelukkig een stokje voor. Die stelde mij op 8 september 2014 in het gelijk in een voorlopige voorziening procedure waarin ik bezwaar had gemaakt tegen de leegstandsbepaling.[1] In 2015, na de uitspraak van de Raad van State in de bodemprocedure, werd de leegstandsbepaling uit het bestemmingsplan geschrapt.[2] De kwade opzet van de ambtenaren was mislukt. Mijn panden behielden hun bestemming als speelautomatenhal.[3]
In een zoektocht naar mogelijkheden om de aanvragen op andere gronden af te wijzen, kwam de gemeente daarna niet verder dan het veronderstellen van een (niet bestaande) indirecte financieringsrelatie tussen de koper en de heer Paarlberg. Totdat de koper genoeg kreeg van het gedraal van de gemeente en in 2017 zijn aankoop- en financieringsplan presenteerde waarmee alle indirecte theoretische banden met de heer Paarlberg werden doorgesneden.
Gesprek met het OM
Op 8 september 2017 stelde ik het OM op de hoogte van het aankoopplan van de koper. Dit leidde uiteindelijk tot het gesprek op 30 oktober 2017 met senior officier van justitie mr. Paul Notenboom van het Functioneel Parket op IJdok 163 te Amsterdam waarin ik het plan mondeling heb toegelicht en vragen heb beantwoord. Verbalisant R336 vermeldt het inderdaad op die datum geplande gesprek met de officier in zijn proces-verbaal om toestemming te krijgen om mijn mobiele telefoon te tappen.
Wat ik toen nog niet wist is dat het OM aan het ‘uitroken’ van twee speelhallen op de Wallen een groter belang toekent dan aan het incasseren van miljoenen ten gunste van de Staat.
Terwijl ik op 30 oktober 2017 in de veronderstelling verkeerde een eerlijk, openhartig en constructief gesprek te voeren met het Functioneel Parket over de verkoop van mijn panden en bedrijven en het aflossen van mijn schuld, werd ondertussen, in opdracht van het Landelijk Parket, mijn telefoon getapt. In de daarop volgende maanden besloot het Landelijk Parket de gemeente te gaan helpen met het ‘uitroken’. Hoe, dat lees je over enkele dagen in deel 3.
[1] ECLI:NL:RVS:2014:3383
[2] ECLI:NL:RVS:2015:570
[3] In 2022 zou de gemeente Amsterdam nogmaals proberen om de speelhalbestemming van de panden Molensteeg 1 en Oudezijds Achterburgwal 30 door middel van een nieuw bestemmingsplan te verbieden, en wéér kreeg de gemeente van de hoogste bestuursrechter de deksel op haar neus: ECLI:NL:RVS:2023:4423