Endstra’s financiële man (4)

De verklaringen die Endstra’s financiële man Joop van der Haar in het Kolbak- en Enclaveonderzoek bij de recherche heeft afgelegd bevatten een hoop eigen conclusies en aantoonbare onjuistheden. Toch beschouwt het Openbaar Ministerie die verklaringen als zeer waardevol.

 Knip- en plakwerk
Toen ik een van de verklaringen van Van der Haar bekeek, viel mij iets vreemds op. Van der Haar woonde niet in Amsterdam. Toch stond in de verklaring bij zijn gegevens een woonadres in Amsterdam vermeld. “Ik heb dat nooit als woonadres opgegeven. Ik heb nooit in Amsterdam gewoond”, reageerde Van der Haar toen mijn advocaat de getuige bij de rechter-commissaris zijn eigen verklaring toonde. 

Van der Haar vulde aan: “Ik zie trouwens dat mijn geboortedatum ook niet correct is. Ik vermoed dat deze gegevens van een andere getuige zijn en in het proces-verbaal zijn blijven staan. Ik heb er waarschijnlijk bij de ondertekening overheen gelezen.” 

De gegevens bleken inderdaad van een andere getuige te zijn, namelijk van Endstra’s vriend en vertrouweling Dennis Prins. En laat deze getuige Prins nu precies dezelfde speculaties en eigen conclusies trekken als Van der Haar doet in zijn verklaringen. Van der Haar hoefde bij wijze van spreken alleen zijn handtekening te zetten onder het knip- en plakwerk van de recherche.

‘Ik doel op de betaling aan Ballados’
Op 7 maart 2007 verscheen Van der Haar voor de rechter-commissaris. Nadat hij werd gemaand de gehele waarheid en niets dan de waarheid te vertellen werd de getuige opnieuw geconfronteerd met een van zijn eerder bij de politie afgelegde verklaringen;

V: U verklaart dat Kaatee een keer langs is geweest om de betalingsopdracht op te halen of te bekijken ten behoeve van, naar u denkt, Holleeder. U zegt dat Kaatee wist dat er geld moest zijn in verband met die WFC-deal. En dat Kaatee ten tijde van de WFC-deal vaak op kantoor was en hij stukken zat te lezen, en dat u er een keer bij bent geweest dat hij een betalingsopdracht wilde zien. Klopt dat? Zo ja, kunt u dit toelichten? En, zo ja, aangeven in welke periode in dit verband Kaatee op kantoor kwam en welke betalingsopdracht Kaatee wilde zien?

A: Dat klopt. Marcel Kaatee kwam op kantoor en wilde de vorderingen zien en weten hoe ver we al waren. Toen de betaling had plaatsgevonden, kwam Marcel Kaatee in december 2003 bij mij en vroeg of hij de betalingsbewijzen, dat wil zeggen Kaatee wilde de overmaking van € 2.8 miljoen aan Ballados zien. De stukken die Marcel Kaatee wilde zien, hadden betrekking op de betaling aan Ballados.

V: Zoals gezegd verklaart u op 18 mei 2004 dat uit de verkoop van het WFC onmiddellijk € 2.8 miljoen werd overgemaakt naar de Antillen, ik begrijp naar Ballados. In dat verband zegt u dat Marcel Kaatee dat betalingsbewijs kwam halen, blijkbaar om aan Holleeder te laten zien dat het ook had plaatsgevonden. Op welk betalingsbewijs doelt u? Hoe weet u dat Kaatee dat betalingsbewijs kwam halen? En waarom zegt u: blijkbaar om aan Holleeder te laten zien, dat het ook had plaatsgevonden? En wat had plaatsgevonden?

A: Ik doel op de betaling aan Ballados. Kaatee kwam dat betaalbewijs bij mij ophalen. Hij heeft niet gezegd waarom of voor wie.

De bewering van Van der Haar dat ik een betalingsbewijs bij hem zou hebben opgehaald komt keurig overeen met wat het Openbaar Ministerie op 14 februari 2006 in de raadkamer had gesteld (zie Endstra’s financiële man deel 3). Eerder had Van der Haar echter verklaard dat Endstra de betalingsopdracht aan mij had overhandigd. Volgens de getuige moest je ‘heel alert zijn geweest’ om dat te kunnen zien. Joop was alert, want hij stond naar eigen zeggen ‘op scherp’. Maar bijna twee jaar later wijzigt Van der Haar deze verklaring. Zijn nieuwe verklaring komt wél overeen met hetgeen het OM de rechtbank in februari 2006 voorhield en wat Endstra op de achterbank had beweerd over een betalingsopdracht.

De getuige gaat verder: “Dat ik zeg dat het blijkbaar was om aan Holleeder te laten zien, is gebaseerd op een vermoeden van mij, is mijn eigen interpretatie.” Deze nuancering had van de Officieren niet gehoeven.

‘Nu weet ik het weer’
Op 16 maart 2007 moest Van der Haar opnieuw bij de rechter-commissaris verschijnen. Ditmaal om vragen van de Officier van Justitie en van de advocaten te beantwoorden.

Officier van Justitie Saskia de Vries was benieuwd of de getuige op de hoogte was van mijn vordering op Endstra;

V: Wat weet u van een vordering die Kaatee had op Endstra i.v.m. de overname van de hallen?

A: Er was een vordering in Gebouw Royal Properties, geloof ik. Toen Wim Endstra Gebouw Royal Properties terug verkocht aan Marcel Kaatee, werd daarmee die vordering verrekend, meen ik. Maar het kan ook zijn, dat die vordering werd verrekend met een appartement.

Tijdens de ondervraging was Van der Haar stellig in zijn antwoorden. Zo wist Van der Haar zeker dat ik in december 2003 bij hem langs was geweest om een betalingsopdracht van € 2.8 miljoen aan Ballados te zien of op te halen. Dat bedrag had Endstra echter in juni 2003 aan Ballados overgemaakt. Waarom zou je in de maand december informeren naar een betalingsopdracht van een half jaar geleden? Was het geld soms niet afschreven en was men daar pas na een half jaar achter gekomen? En worden betalingsopdrachten normaal gesproken niet bij de bank ingeleverd om uitgevoerd te worden?

Kortom, de verklaring van Van der Haar raakte kant noch wal. De getuige verklaarde ook dat hij niet wist of Holleeder of Paarlberg iets met de betaling van € 2.8 miljoen te maken hadden. Dat stond weer haaks op zijn eerdere verklaring dat ik de betalingsopdracht zou hebben opgehaald om aan Holleeder te laten zien.

De Officier van Justitie had al door dat Van der Haar zich weer vergiste. Ze besloot Van der Haar dan maar een handje te helpen door de getuige te herinneren aan een fout die hij had gemaakt bij een overboeking.

V: U heeft verklaard over een transactie waarbij u een fout gemaakt heeft bij de overboeking in het rekeningnummer en de valuta. U noemt in dat verband de naam Xenia. Klopt dat?

A: Dat klopt.

V: Uit de financiële boekhouding is gebleken dat er op 24 december 2003 een bedrag van 2 miljoen dollar is overgemaakt aan Xenia (…). Kan het zijn dat u zich, gelet op het eerder genoemde tijdstip, vergist en dat dit de betaling is die Kaatee heeft gecontroleerd?

A: Ja, nu weet ik het weer. Ik geloof dat Marcel Kaatee voor deze betaling is geweest. Dat weet ik nu zeker. Hij kwam voor déze betaling, tussen Kerst en Nieuwjaar, op het kantoor van Wim Endstra. Hij kwam kijken of de betaling daadwerkelijk naar Xenia was gegaan. En met betrekking tot die € 2.8 miljoen, weet ik dat Marcel Kaatee naar kantoor was gekomen om stukken van het WFC in te zien.

Dankzij Officier van Justitie De Vries is Van der Haar er eindelijk uit. Het ging niet om een betaling aan Ballados maar aan Xenia waarvan ik het betaalbewijs bij hem zou hebben ingezien.

‘Ik bedoelde Xenia’
Mijn advocaat Arthur van der Biezen is verbijsterd als hij dit hoort en vraagt zich af of hij Van der Haar wel goed heeft verstaan;

V: Begrijp ik uit uw antwoord op een vraag van de Officier van Justitie goed, dat u met de betaling eind 2003 op Xenia doelde?

A: Ja, ik bedoelde Xenia. Er was eind 2003 een betaling aan Xenia, die door een typefout van mij verkeerd was gegaan. En in verband met deze betaling aan Xenia kwam Kaatee toen kijken. Hij heeft toen een door mij opgemaakte betalingsopdracht gezien. Volgens mij was dit op Convoy papier, omdat de betaling via Convoy liep.

Nu is er helemaal geen touw meer aan vast te knopen. Ik heb geen enkele betalingsopdracht gecontroleerd of gezien. Ballados en Xenia kende ik in 2003 nog helemaal niet. Die namen ben ik voor het eerst tegengekomen in het Kolbak-dossier. 

Uit het strafdossier blijkt dat Van der Haar over de betaling aan Xenia eind 2003 contact heeft gehad met Paarlbergs fiscalist en adviseur Ad van Tatenhove. Er is heen en weer gemaild over de typefout van Van der Haar die het bedrag in dollars had overgemaakt terwijl dit euro’s moesten zijn. Van der Haar vond een opmerking hierover van Van Tatenhove nogal dreigend overkomen, zo verklaarde hij.

De betaling aan Xenia liep ook niet via Convoy, zoals Van der Haar iedereen, inclusief de rechter-commissaris, wijsmaakte, maar via een vennootschap genaamd Neglinge BV. In het strafdossier zit een afschrift van de betalingsopdracht van Neglinge aan Xenia van 2 miljoen dollar. Op Neglinge-papier en niet op briefpapier van Convoy. J.A. van der Haar staat vermeld als ondertekenaar van de opdracht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.