Preventief fouilleren op de Wallen

Afgelopen vrijdag 24 juli bezorgde BIZ Burgwallen, de grootste ondernemersvereniging van Amsterdam, een brandbrief in drievoud op het stadhuis over de overlast van veelal gewapende straatdealers in de buurt; een voor het college van burgemeester en wethouders, een voor de gemeenteraad en een voor de bestuurscommissie van stadsdeel Centrum. De brandbrief is mede ingediend namens alle omliggende ondernemersverenigingen en andere belangenbehartigers in het Wallengebied zoals de Amsterdamse afdeling van Koninklijke Horeca Nederland (KHN) en, niet in de laatste plaats, namens heel veel bewoners. In de brandbrief, die ik heb helpen opstellen, wordt de gemeente onder meer opgeroepen om de Wallen aan te merken als ‘veiligheidsrisicogebied’, zodat de politie er preventief mag fouilleren.

Brandbrief openbaar
De inhoud van de brandbrief is te lezen op de Facebook-pagina van BIZ Burgwallen. De brief is ook openbaar gemaakt via de website van de BIZ (Bedrijven Investeringszone).

Hoewel sommigen ervan overtuigd zijn dat de gemeente de dealeroverlast op de Wallen bewust uit de hand laat lopen om draagvlak te creëren voor een door burgemeester Halsema gewenst nieuw Erotisch Centrum aan de Zuidas, zien de meeste ondernemers en bewoners geen complot achter het gebrek aan daadkracht bij de gemeente om de overlast van straatdealers op de Wallen daadwerkelijk de kop in te drukken.  

Wettelijke bevoegdheid
De bevoegdheid om preventief te kunnen fouilleren is sinds 2002 vastgelegd in artikel 151b van de Gemeentewet. Op grond van dit artikel en bepalingen in de Wet Wapens en Munitie (WWM) zijn burgemeesters bevoegd om in de stad die zij besturen, in samenspraak met het Openbaar Ministerie en de politie, zogeheten ‘veiligheidsrisicogebieden’ aan te wijzen. In zo’n veiligheidsrisicogebied mag de politie personen preventief, dus zonder concrete verdenking, fouilleren op het bezit van wapens.

Er zijn genoeg redenen te bedenken waarom je dit als burgemeester zou willen: om wapenbezit en incidenten met steek- en vuurwapens tegen te gaan, om de veiligheid op straat te vergroten en om bewoners en ondernemers een gevoel van veiligheid te geven. Er zijn echter ook redenen om dit juist niet te willen, bijvoorbeeld vanwege het risico van etnisch profileren. Met andere woorden: kan de politie wel worden vertrouwd?

Fouten politie
Onbevoegde fouilleeracties van de politie buiten de afgesproken veiligheidsrisicogebieden (o.a. in een jongerencentrum), zorgden ervoor dat burgemeester Halsema in 2022 besloot om een preventief fouilleer-pilot in vijf gebieden in de stad, waaronder de Wallen, per direct te stoppen. De politie bood excuses aan, maar dat mocht niet baten. Korte incidentele fouilleeracties in een klein gebied, bijvoorbeeld bij voetbalwedstrijden, bleven wel doorgaan.

Er ging wel meer mis tijdens de fouilleer-pilot van Halsema. Binnen de aangewezen veiligheidsrisicogebieden bleek de politie in 2022 personen te hebben gefouilleerd in publieke gebouwen, terwijl binnen de driehoek was afgesproken dat niet te doen. Alleen op straat zou worden gefouilleerd. Fouten van de politie hebben er dus toe geleid dat er sinds 2023, behalve bij voetbalwedstrijden, niet meer preventief wordt gefouilleerd in Amsterdam.
Door opgelopen spanningen met gewapende straatdealers willen bewoners en ondernemers op de Wallen dat voor hun gebied nu een uitzonderling wordt gemaakt. Vooropgesteld dat de politie zich ditmaal wel aan regels en afspraken houdt.

Misbruik van bevoegdheid
Toen preventief fouilleren op de Wallen nog de gewoonste zaak van de wereld was, heb ik ervaren hoe gemakkelijk daar misbruik van wordt gemaakt, en hoe iedereen – van politie tot de burgemeester – elkaar dan dekt als er een klacht is.

Op 4 december 2009, en daarna op 21 januari en 23 januari 2010 hield de politie kort achter elkaar preventieve fouilleeracties in mijn speelhal in de Molensteeg. Concurrerende speelhallen liet de politie ongemoeid. De fouilleerteams sloegen andere locaties in de buurt over en liepen alle keren gericht naar mijn speelhal, zo bleek uit camerabeelden.

Een politiemacht die bij herhaling je bedrijf binnenvalt en jouw klanten op indringende wijze visiteert is niet alleen intimiderend voor personeel en bezoekers. Het zorgt ook voor financiële schade. De drie fouilleeracties in mijn speelhal kostte mij in het eerste halfjaar van 2010 ruim € 150.000 aan omzet.

Na de derde fouilleeractie gingen veel klanten hun geluk beproeven bij concurrenten als Carrousel Arcade aan het Damrak en bij Jack’s Casino in de Korte Leidsedwarsstraat.

Eind januari 2010 bezocht ik op een ongewoon stille avond wat concurrenten. Daar bleek het wel druk. Ik ontwaarde een paar vaste klanten van mijn speelhal aan de elektronische roulettetafels. Zij excuseerden zich meteen toen ze mijn verbaasde gezicht zagen: “Sorry baas, maar hier word je tijdens het spelen niet door de politie gestoord zoals bij jou.” Dat begreep ik wel.

Steekwapen
Bij de derde fouilleeractie, op 23 januari 2010, had een van de agenten bij een klant een ‘steekwapen’ aangetroffen: een behangersmesje. Het mesje viel weliswaar niet onder de wapen- en munitiewet, maar was niettemin verboden in een ‘veiligheidsrisicogebied’. Ik liet de persoon die het behangersmesje bij zich had op de zwarte lijst plaatsen omdat dit in mijn KEMA-gecertificeerde speelhallen nu eenmaal de procedure was bij zulke incidenten.

Uiteraard heb ik geklaagd over de fouilleeracties; op 4 februari 2010 bij de ambtenaren Ingrid Jansma, Cees Schot en Sandra Haavekost tijdens een gesprek op het stadhuis nadat het Landelijk Bureau Bibob na mijn vrijspraak opnieuw een advies had uitgebracht over mijn Bibob-zaak, en ook bij Wout Hermsen, de toenmalige buurtregisseur van Wijkteam Beursstraat. De buurtregisseur stuurde de teamleider van de fouilleeracties nog dezelfde dag naar mij toe om tekst en uitleg te geven over de herhaalde fouilleeracties.

De teamleider erkende dat pas bij de derde en laatste actie bij een van mijn klanten een steekwapen was aangetroffen en niet bij de eerdere acties. De laatste actie echter, die van 23 januari 2010, zou echter een misverstand zijn geweest. Er was intern bij de politie niet gecommuniceerd dat er twee dagen eerder al een actie had plaatsgevonden. Kortom: de fouilleeractie op 23 januari 2010, toen een klant een behangersmesje bij zich bleek te hebben, had eigenlijk niet mogen plaatsvinden.

Aanbevelingen
Op 31 maart 2010 stuurde ik de buurtregisseur een uitgebreid verslag van mijn gesprek met de leider van het fouilleerteam met aanbevelingen hoe het beter kon, zoals deze:

‘Het veiligheidsbeleid waar de fouilleeracties onderdeel van zijn, geldt niet alleen in de Molensteeg maar in het hele postcodegebied 1012. Het excuus dat de handhaving in het gebied wordt overgelaten aan zelfstandig opererende wijkteams (het Damrak zou onder de verantwoordelijkheid vallen van een ander wijkteam dan de Molensteeg), betekent niet dat er tussen wijkteams geen overleg en samenwerking mogelijk is. Vooral niet omdat het thema veiligheid in het Coalitieproject 1012 als een totaalplan voor het hele gebied is gepresenteerd.’

Een kopie van mijn brief stuurde ik naar de Bibob-ambtenaren die druk bezig waren met het bestuderen van het nieuwe advies van Bureau Bibob.

Klacht
Om er zeker van te zijn dat mijn speelhallen in de toekomst verschoond zouden blijven van fouilleeracties, vanwege de omzetderving die het aantoonbaar veroorzaakte en vanwege het schenden van privacy van klanten, diende ik op 21 oktober 2010 een officiële klacht in bij burgemeester Eberhard van der Laan.

Op 25 november 2010 reageerde de burgemeester met een opmerkelijke verklaring over de fouilleeracties op 21 en 23 januari 2010: de fouilleeractie op 21 januari 2010 was volgens de burgemeester een ‘reguliere actie’ geweest waarbij een mes was aangetroffen, waarna twee dagen later tot een ‘verrassingsactie’ was besloten. Ook stelde de burgemeester: ‘De politie probeert alle cafés en gokhallen in een jaar te bezoeken. Veel van de in het centrum aanwezige gokhallen zijn dit jaar door de politie bezocht voor een preventieve fouilleeractie.’

Daar klopte niks van. Navraag bij de concurrentie in het postcodegebied leerde dat alleen een kleine speelhal in de Lange Niezel/hoek Warmoesstraat in 2010 eenmalig te maken heeft gehad met een preventieve fouilleeractie in de zaak. De burgemeester was kennelijk verkeerd voorgelicht door de politie. Ook zijn bewering dat het mesje op 21 januari 2010 was aangetroffen klopte niet. Dat was bij de laatste fouilleeractie op 23 januari 2010. De verklaringen van de teamleider van de fouilleeracties en van mijn personeel, alsmede de op 23 januari 2020 uitgeschreven zwarte lijst en de registraties in het dagelijks bijgehouden logboek van mijn KEMA-gecertificeerde speelhal, toonden aan dat de burgemeester zich vergiste.  

Op 28 december 2010, een maand nadat de burgemeester bekend maakte dat hij voornemens was om de vergunningen voor mijn speelhalen op grond van de wet Bibob te weigeren, stuurde ik de burgemeester een nieuwe klachtenbrief. Ditmaal betrof de klacht de onzorgvuldige behandeling van mijn eerdere klacht over de fouilleeracties in mijn speelhal waarbij de burgemeester de feiten verdraaide.

Ombudsman
Ondertussen nam ik contact op met de Gemeentelijke Ombudsman én met de Nationale Ombudsman die een gezamenlijk onderzoek waren gestart naar preventief fouilleren. Ik stuurde beide ombudsmannen mijn correspondentie met de politie en de burgemeester.

Op 15 februari 2011 gaf burgemeester Van der Laan een nieuwe draai aan zijn leugenachtige verhaal. De burgemeester had nog eens navraag gedaan bij de politie. Die zou nu hebben beweerd dat niet op 21 januari 2010 maar bij de fouilleeractie op 4 december 2009 een mes zou zijn aangetroffen. Dat zou volgens de burgemeester de reden zijn geweest voor een herhalingsactie. Ook dit was gelogen. De burgemeester erkende wel dat de fouilleeracties kort achter elkaar op 21 en 23 januari 2010 het resultaat was van een miscommunicatie bij de politie. Aan het slot van zijn brief stelde de burgemeester dat ik eigenlijk van geluk mocht spreken dat in mijn speelhal in de Molensteeg niet vaker is gefouilleerd, aangezien op 23 januari 2010 ‘alweer’ een mes zou zijn aangetroffen. Met die laatste vileine opmerking haalde Van der Laan het bloed onder mijn nagels vandaan.  

Bewijs
Op 3 maart 2011 stuurde ik de burgemeester de logboeken van de data waarop alle fouilleeracties plaatsvonden. Uit de interne registraties van mijn bedrijf bleek dat alleen bij de laatste fouilleeractie op 23 januari 2010 bij een klant een behangersmesje was aangetroffen door het fouilleerteam van de politie dat in beslag was genomen. Daar kon geen misverstand over bestaan. De teamleider van de fouilleeracties had dat nota bene zélf bevestigd. Het blijkt ook uit de nagekeken beelden van de fouilleeracties. Dus vroeg ik de burgemeester om bewijs te leveren dat op 4 december 2009 bij een klant van mijn hal een mes in beslag is genomen. ‘Bijvoorbeeld door middel van een al dan niet geanonimiseerd proces-verbaal van de beweerde inbeslagname’, schreef ik letterlijk. Nu heb ik je burgemeester, dacht ik, want dat bewijs kun je niet leveren. Dat bewijs is er niet. Bij de eerste fouilleeractie op 4 december 2009 was namelijk niks aangetroffen. Er bestaat van die fouilleeractie geen proces-verbaal van inbeslagname.

Bij de Gemeentelijke Ombudsman diende ik een klacht in tegen de burgemeester wegens het voortdurend geven van valse verklaringen over de fouilleeracties van de politie.            

Miniverbaal
Op 6 mei 2011, enkele weken nadat de burgemeester het besluit had genomen om de vergunningen voor mijn speelhallen definitief te weigeren op grond van de Wet Bibob, bleek ik zijn sluwheid te hebben onderschat. Hij stuurde me het volgende bericht:

‘Uit een aanvullende interne mail op de verzamellijst van 4 december 2009 blijkt dat de politie tijdens de preventieve fouilleeractie in uw speelhal in de Molensteeg een mes dat op grond van het messenverbod verboden is, heeft aangetroffen bij een bezoeker. Omdat dit met een miniverbaal is afgedaan, kan de identiteit van deze bezoeker niet worden achterhaald.’  

Het beweerde ‘miniverbaal’ d.d. 4 december 2009, al dan niet geanonimiseerd, kreeg ik uiteraard niet te zien van de burgemeester. De ombudsman kreeg het miniverbaal ook niet te zien en schreef op 11 april 2012 aan mij: ‘Van een miniverbaal wordt aan derden, in verband met de privacy van de overtreder, geen afschrift verstrekt.’ Dat was hem voorgehouden door de burgemeester. Om die reden zag de ombudsman geen aanleiding om nader onderzoek te verrichten.

De ombudsman schreef verder in zijn brief: ‘Uw opmerkingen over de wijze van preventief fouilleren en verslaglegging daarvan sluiten aan bij de aanbevelingen uit het – onder meer door mij – uitgebrachte rapport over preventief fouilleren. In dit rapport stellen de ombudsmannen voor om de toets door de officier van justitie meer gewicht te geven waarbij een goede evaluatie van de gehouden actie noodzakelijk is om hierover achteraf verantwoording af te kunnen leggen.’             

Na 23 januari 2010 is er nooit meer een fouilleeractie is gehouden in (een van) mijn speelhallen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.